woensdag 7 november 2007

Heen en weer...

Howdy, allemaal!

Vanwege onze drukke reisagenda in het algemeen en de gebrekkige/afwezige internetvoorzieningen op onze plaatsen van bestemming in het bijzonder is er enige vertraging geslopen in het anders zo onvermoeibaar en consequent updaten van onze blog, waarvoor ons beider excuses… We hebben de voorbije twee weken een heleboel geweldige plekken bezocht, waarvan getuige het beeldmateriaal dat, for your viewing pleasure and utter enjoyment (of zo hopen we toch), publiekelijk valt te bezichtigen op Picasa…

Sophie en ik keerden vorige week woensdag alweer zeer tevreden terug van een vruchtvolle trip naar het steeds weer even schitterende Beijing, dit keer in het gezelschap van Sophie’s papa en diens vriendin Ann. De gekte rond de Olympische spelen woedt in de hoofdstad zo mogelijk nog heviger dan tevoren (Olympisch radionieuws, het Olympische logo overal waar je kijkt, flagship stores waar de sowieso al niet uit het gezichtsveld te branden Olympische mascottes worden verkocht in allerlei uitvoeringen, Chinezen die zichtbaar opfleuren bij het horen van de naam Jacques Rogge – 'Dzsjaakeuh Loggaa' voor de goede Chinese verstaander - enz…) en iedere confrontatie met deze onwaarschijnlijk op de voorgrond aanwezige hype doet ons steeds meer vermoeden dat China afstevent op een roemloze ondergang in de schaduw van de door haar eens zo bejubelde Aoyunhui (afkorting van de Chinese transcriptie voor de Olympische Spelen). Hoe het ook zij, een reisje naar Beijing is zijn geld meer dan waard en deze stad heeft ons tot nader order nog in geen enkel opzicht teleurgesteld. Voor de heerlijkste zeepaardjes en cicaden op een stokje (die laatste zijn rare beestjes die, wanneer levend, een geluid uitbrengen dat lijkt op het ‘getsjirp’ van een krekel en er op een stokje al wat minder spraakzaam uitzien) begaven we ons naar een eetstraatje gelegen achter Wangfujing, één van China’s bekendste winkelstraten. De winkelervaring op zich is er wat magertjes, niet verwonderlijk in een land waar men eerder winkelt om (al winkelend) gezien te worden dan voor het vergaren van koopwaar zelf. Zijn prullen gemaakt uit veelkleurige jade voor jou het hoogste goed en ben je nog steeds naarstig op zoek naar die ene lichtgevende insectensleutelhanger of Mao-aansteker om aan je collectie toe te voegen, dan houd je er wellicht een andere mening op na. Bij doorsteek via de voetgangerstunnel onder de Dongchangan Dajie, de belangrijkste verkeersslagader van centrum Beijing, viel ons op hoezeer de geëmotioneerd zingende straatmuzikant in contrast stond met de bedelaars wat verderop. Bedelaars tref je hier in China overal aan, dikwijls neergeknield in de meest onderdanige en pijnlijk uitziende posities, en niet zelden met duidelijk zichtbare brandwonden en/of afgezette ledematen. Niet voor gevoelige zielen dus, zo’n bezoekje aan deze anders zo charmerende grootstad, waar de op het eerste zicht minder zichtbare tekenen van armoede scherp afsteken tegen een achtergrond van voorspoed en vooruitgang. “Ik hou van Bejing, ik hou van 2008 (bizarre liefdesverklaring als je het mij vraagt), ik hou van de Olympische spelen!!!”, luidde de nogal hilarische reclameboodschap op de radio bij het instappen in de taxi die ons op de tweede dag van ons korte verblijf naar het uit het centrum gelegen Zomerpaleis bracht.

In Beijing is het klimaat de laatste tijd onderhevig aan heuse schommelingen (en in het bijzonder forse dalingen), het gevolg van Siberische ijswinden die de laatste tijd met een wat groter gemak dan anders hun weg vinden naar Noord-China. Allerminst gekleed op dergelijke weersverschijnselen maar uitzonderlijk vastberaden om ze desondanks het hoofd te bieden, gingen wij de deur uit en begaven we ons naar allerlei interessante oorden.

Voor het eerst zou ik de pracht en praal van het Zomerpaleis, het ‘optrekje’ van China’s laatste regerende keizerin-weduwe, kunnen gadeslaan. Sophie, die dit befaamde en immens grote park bij haar eerste rondreis door China al had bezocht bij helder weer, vond de mist waarin het aanpalende meer gehuld was een beetje oneer aandoen aan het uitzicht. De Siberische ijswinden lieten zich tijdens ons boottochtje op het meer des te harder voelen, maar gehard als we zijn lieten we de barre weersomstandigheden niet aan ons hart komen. Behalve de koude gaf ook de aanblik van keizerin Cixi’s marmeren boot ons huiveringen, kippenvel zelfs. (Weetje: deze decadente en vrij nutteloze marmeren constructie, waarin de veredelde bad- en eetkamer van reeds genoemd keizerin waren ondergebracht, werd gebouwd met geld dat bestemd was voor - oh, the irony - de zeemacht) De gevatte taxichauffeur die ons nadien naar de bekendste (fake-) antiekstraat van de stad bracht liet verstaan dat China “mensen produceert” en wist van geen (sociale nog architecturale) veranderingen die in het licht van de Olympische spelen in zijn stad de kop opstaken. Na ons bezoek aan dit straatje stilden we de honger in respectievelijk een KFC (Sophie) en een Chinese fastfoodzaak (ik), en onderweg pikte ik nog enkele bootleg-DVD’s (erbarmelijke kwaliteit maar heerlijk goedkoop) mee om in alle rust te bekijken vanuit de leren fauteil die prijkt in onze woonkamer, eens teruggekeerd naar onze stad van oorsprong. De volgende ochtend zouden we Sophie’s papa en vriendin Ann ophalen in de luchthaven. Met hen in ons gevolg zouden we een aantal vaste waarden van Beijing aandoen (Panjiayuan, Yonghe Gong, Tian An Men, Wangfujing…) en zullen we ons met ingang van deze donderdag wagen aan enkele nieuwe ontdekkingen (Pekinese hutongs – overblijfselen van de oorspronkelijke Pekinese woonwijken – per fiets en ook de Grote Muur).

Vorige week:

Chengde

Dit stadje ligt op zo’n 4 uur rijden met de trein van Beijing, en gezien de Noordelijke ligging van deze stad (weliswaar nog steeds in de provincie Hebei) bereikt het kwik er temperaturen die eerder kenmerkend zijn voor nog Noordelijker gelegen provincies als Liaoning en Jilin. Jammer genoeg nog steeds getooid in Beijing-klederdracht (underdressed op z’n minst) maar wel lekker warm vanbinnen kwamen we aan in het uitnodigende station van deze ruime maar overzichtelijke stad. Op weg hiernaar waanden we ons zowaar passagiers op de Trans-Siberië-express: de opkomende zon en de matige snelheid waarmee onze trein doorheen valleien en langs dorpjes met besneeuwde daken bolde stelden ons te meer in staat te genieten van de typerende uitzichten en de adembenemende schoonheid van dit betoverende deel van Noord-China. In Chengde checkten we in in het Shanzhuang Binguan Hotel, dat haar naam voor een stuk ontleent aan de voornaamste bezienswaardigheid van de stad, de Bishu Shanzhuang, waaraan Chengde tevens haar voortreffelijke reputatie te danken heeft. Bishu Shanzhuang kan letterlijk worden vertaald als ‘optrekje in de bergen om te schuilen voor/ontkomen aan de warmte’, en werd na haar bouw in opdracht van keizer Kangxi door latere Qing keizers gebruikt als oord van ontspanning, meer bepaald in de zomer, wanneer de Pekinese temperaturen de pan uit rezen (dat doen ze in de zomer nog steeds trouwens) en het Verboden Paleis dus maar weinig verkoeling meer bood. De keizer en zijn gevolg deden er zo’n 7 dagen over om tot hier te geraken, en een zogezegde Keizerlijke memorial (een soortement berichtgeving vanwege de ministers aan de Keizer) kon door een overijverige gezant binnen de 2 dagen worden afgeleverd. De vertrekken van de keizer, vele van hen opgetrokken uit de aangenaam geurende houtsoort nanmu, nemen slechts een fractie in van het eigenlijke domein, dat z’n 500 hectare beslaat en omringd wordt door een 10 km lange muur. Ik was in het bijzonder erg geïnteresseerd in het zien van de Wenjin Chamber, een twee verdiepingen tellend gebouw, niets meer dan een hutje eigenlijk, dat gedurende de Qing-dynastie onderdak bood aan 2 van China’s bekendste en meest omvangrijke encyclopedische werken, nl. de gujin tushu jicheng en de siku quanshu.

Om te garanderen dat de keizer niet aan zijn plichten als ‘zoon van de hemel’ - zeg maar als religieuze ‘voorman’ van zijn rijk - zou verzaken door een afwezigheid van tempels waar hij ceremoniële offers kon voltrekken, heeft men in de stad ook 8 schitterende tempels neergeplant, de meest indrukwekkende zijnde Putuo Zongcheng, een op kleine schaal gebouwde kopie van de Potala-tempel in Lhasa, op zich zowat het bekendste (religieuze) symbool van Tibet waarvan de voorgevel bij menigeen belletjes zou moeten doen rinkelen. (NB: op hogesnelheidstreinen worden gratis flesjes Tibetaans bronwater uitgedeeld, kwestie van aan de treinreiziger duidelijk mee te geven dat dat volkje toch niet voor niets wordt gedomineerd door China... China’s fikse wurggreep over de ‘provincie’ Qinghai levert dus prima bronwater op...). Deze tempel is op zich al een klein architecturaal wonder waarvan de aanblik je mond doet openvallen, en een heldere blauwe hemel op de achtergrond doet je als bezoeker het tempelcomplex enkel met meer ontzag betreden. De beklimming is meer dan de moeite waard, niet alleen omwille van de uitzichten over de omringende heuvels en de muur die reeds genoemde natuurpark omringt, maar ook omwille van de geweldig mooie constructies binnenin, o.a. een tempelhal met gouden dak te midden van een soort courtyard, op haar beurt omgeven door 3 verdiepingen met zuilengangen die nu fungeren als tentoonstellingsruimten maar vroeger de eigenste privé-vertrekken waren van de monniken van deze tempel.

De Puning-tempel tenslotte ligt in een rustig straatje zonder verkeer en biedt onderdak aan ’s werelds grootste beeld van een staande Guanyin, ook Avalokitesvara genoemd. Dit beeld, door onze draagbare reisgids (een boek welteverstaan, geen klein mannetje dat in je zak past of iets dergelijks, hoe kom je daar nou toch bij...) terecht omschreven met weinig aan de verbeelding overlatende bijvoeglijke bepalingen als ‘jaw-dropping’ en ‘heart-arresting’, was de kers op de spreekwoordelijke taart, neen, kerststronk (want het was er echt wel koud).

Henan – Zhengzhou, Dengfeng, Luoyang, Longmen

Met de nachttrein vertrekkende uit Jinan kwamen wij zaterdagochtend aan in Zhengzhou, waar de talrijk voorhanden zijnde toiletvoorzieningen ons noopten tot een korte tussenstop, en wij onmiddellijk nadien de bus namen richting Dengfeng, een charmant stadje dat als centraal gelegen uitvalsbasis zou dienen voor onze verdere verkenningen van de provincie Henan.

Details nachttrein: 4 hard-sleepers, luid snurkende Chinezen die zich voor slapengaan elk een fles Qingdao-bier man maakten (het resulterende geluid van 4 halfdronken, in koor snurkende Chinezen heeft veel weg van een kolossaal zeemonster dat aan de oppervlakte komt om adem te halen).

Duur: 10 uur

In Dengfeng is men op z’n zachtst gesteld niet erg vertrouwd met de basics der Engelse taal, waarvan getuige onderstaande opschrift, aangetroffen op de badkamerdeur van onze hotelkamer in het Songshan Yingbinguan hotel (letterlijk gekopieerd en dus niet ‘gedramatiseerd’):

“Behind the fruit juice, may happy, the tea as well as the oil bathes moistly sends easily the turban class (bedoelt men hiermee Arabieren? of Hindoes misschien?) which provides the room in, the cloth grass causes the pollution to be thoroughly unable thoroughly to be clean (gras dat groeit op een doek? redelijk verontrustend, me dunkt), if not carefully will appear the pollution according to the price to compensate. In order to avoid for you bringing the nonessential economic loss (in tegenstelling tot keineig, onmisbaar verlies??), the guest room center has the disinfection the free towel to use for you. if needs please to send a telegram 2388 or 2338, we can promptly deliver for you. In the room the cloth grass, the turban class, the toothbrushing gear and so on may duplicate uses (allright!). If must replace, please with the floor service desk relation. Thank you the cooperation.”

Shaolin tempel nabij Dengfeng
In de scenic spot aangelegd rond deze wereldvermaarde hoofdtempel en de haar omringende nevenattracties draait de machine der commercie op volle toeren. De opzichters beroepen zich erop al miljoenen bezoekers over de vloer te hebben gehad, en naar alle waarschijnlijkheid heeft elk van deze bezoekers net als wijzelf diep in de zakken moeten tasten voor het ophoesten van de hoge prijs voor een toegangsticket (10 euro!!). De begroeiing en natuurlijke ligging van het domein verlenen aan de tempel en de omliggende gebouwen een mystiek aura, en de tempel in het bijzonder roept beelden op van strijdende Shaolin-monniken, wiens gevechtskunsten tot over de landgrenzen heen faam hebben vergaard. De monniken verkochten er ook naarstig souvenirs, wat doet vermoeden dat hun talenten zich niet enkel beperken tot het sierlijk uitvoeren van gevechtsroutines in ‘praying-mantis’ of ‘schorpioen’-stijl (ook 'kikker-boksen' bestaat trouwens, zij het als weinig efficïente en eerlijk gezegd nogal ‘silly’ variant op de andere stijlen waarbij een heleboel idiote sprongetjes het voornaamste kenmerk vormen), neen hoor, ook het aan de man kunnen brengen van waardeloze Shaolin-rommel behoort tot de waaier aan vaardigheden waarover een Shaolin-adept dient te beschikken. Bij een rit doorheen de stad zie je dat Dengfeng behalve aan de nabijgelegen Shaolin-tempel haar faam ook te danken heeft aan de vele Wushu-instituten die her en der het landschap uitmaken. Als je ’s ochtends door de stad rijdt of wandelt kan je een indrukwekkend tafereel gadeslaan waarbij tientallen, zoniet honderdtallen jongetjes zich allerlei routineuze gongfu-bewegingen meester maken en ze tot in de perfectie herhalen tot aan de middagpauze.

Met een klein en naar onze mening al te gammel busje zou men ons de tweede dag voor anderhalve euro naar Luoyang (tot de 12de eeuw lange tijd de Chinese hoofdstad) brengen, van waaruit we de taxi konden nemen naar Longmen. Na een tweetal ritjes met zo’n minibusje concludeer je al snel dat het de Chinese gewoonte is om over de hele lengte van de rit steeds nieuwe passagiers op te pikken op willekeurige plaatsen langs de baan, hoe volgestouwd het busje in kwestie ook is. Gas geven en meteen ook weer terugnemen dus, en met heel wat vertraging maar ook met een hoop interessante medereizigers aan boord geraak je uiteindelijk op je bestemming. Gelukkig was die bestemming er een heel mooie, Longmen is namelijk de plek waar een heleboel Boeddhistische beeldhouwkunstenaars uit dynastieën Wei en Tang (voor de leken onder jullie: een tijdje geleden) op het idee kwamen wat aardige iconen en beelden van veelsoortige Boeddha’s in rotswanden te houwen, wat een veelheid aan indrukwekkende nissen met dito beeldhouwkunst opleverde. Pronkstuk is de 17 meter hoge Sakyamuni, wiens gezicht een ongeziene sereniteit en inwaarts gekeerde rust uitstraalt (gelijkend op maar zeker niet te verwarren met zelfvoldaanheid...), en wiens gedetailleerde gelaatskenmerken je vol verbijstering doen mijmeren over vervlogen tijden. Een groot deel van de beelden is als gevolg van willekeurige verwoestingen in tijden van oorlog en vernietigende wanpraktijken vanwege anti-Boeddhistische beeldenstormers of pioniers/slaafse volgelingen van de recentere Culturele Revolutie geheel of gedeeltelijk vernield geraakt, een betreurenswaardige chain of events die dit grottencomplex echter geen oneer aandoet. De Xiangshan-tempel, gelegen aan de overkant van de Gele Rivier (over dewelke Sakyamuni ogenschijnlijk met goedkeurende blik toeziet) en ooit nog het zomeroptrekje van Chang Kai-Shek en diens vrouw Song Meiling, verleidde ons tot een bezoekje met de rustgevende galm van haar welluidende klok. Ook de tombe van gevierd Tang-dichter Bai Juyi (die het moest hebben van zijn sarcastische schrijfstijl en het lef om met behulp hiervan en van het medium Yuefu – een traditionele Chinese versvorm - de sociale ellende uit zijn tijd aan te kaarten) bevindt zich in dit tempelcomplex dat rust uitstraalt vanwege haar hoge ligging op de rug van een heuvel, langs dewelke haar verschillende hallen verspreid liggen.

Eergisteren (dinsdag) kwamen we, na alweer een hobbelig maar allerminst slapeloos (van het wiegen van de trein ga je effectief indommelen) ritje met de nachttrein, terug aan in Jinan, waar de Baotu Springs, het Daming Hu en ook de Thousand Buddha Mountain wederom hun geheimen aan ons hebben geopenbaard (we zijn inmiddels ook in het bezit van een uiterst voordelige jaarkaart, die ons toelaat deze 'picknickgelegenheden bij uitstek' het hele jaar door à volonté te bezoeken…)

Ziezo, dat was het, morgen smeren wij ‘m alweer richting Beijing om onze reisgezellen op het vliegtuig met bestemming ons regeringsloze Belgenlandje te zetten. Vervolgens nog wat kunst bekijken in Dashanzi Art District, om nadien tevreden en met een heldere kijk op contemporaine kunst in China ons gewone leventje in Jinan te hervatten!!!

Wij groeten jullie!!! Bedankt voor de komst!

S & S

NB: Ondertussen is het beschamend erg gesteld met onze ‘attendancy rate’ aan Shandong University, in die zin dat ons aanwezigheidspercentage zich momenteel (en al een hele tijd) op niveau ‘nihil’ bevindt…

3 opmerkingen:

Trotse Oppendorper zei

Sid man, met uw moeder als constante spion hier op uw blog zou ik dat laatste zinnenke toch maar snel editten, gij vlijtig studenteke
Bedankt ook trouwens voor het onvergetelijke engels op uw hotelbadkamerdeur.
Op triestige momenten in mijn leven kan ik altijd aan dat hilarisch schrijfsel terugdenken om mijn dag op te kleuren.

Studentikoze groetjes vanuit oppendorp !
Steven

Trotse Oppendorper zei

hihhaha, ik bedoel natuurlijk fleuren, niet kleuren.

Sid & Sophie zei

Graag gedaan, stekke! Voor al uw Chinglish- en Chinees-gerelateerde noden, richt u tot één van ons beiden!
Tracht verder die triestige momenten daar in Oppendorp tot een minimum te beperken, dat past niet bij het imago van een kotstudent!

Greetzz + thanx voor de reactie!

PS: vlijtigheid bij de vleet hier, dat weet ook mijn begripvolle moedertjen!