woensdag 28 november 2007

Bloggen maar!

Jazeker, uw trouwe gastheer is alweer aan het bloggen geslagen, en heeft zich deze week nuttig (?) gemaakt met het bekijken van allerlei andere, China-gerelateerde blogs, om te constateren dat:

1) ...Chinezen een raar volkje zijn, en hun ongewone/gewone (schrappen wat volgens jou niet past) gebruiken zich ook uiterst lenen tot plastische en niet zelden hilarische beschrijvingen op blogs;

2) ...het stikt van de bloggende expats (‘expatriates’) in China, voornamelijk in Beijing en Shanghai, en dat de meesten van hen de Amerikaanse of Engelse nationaliteit hebben (een veralgemening die geen Aziatische bloggers omvat, omdat ik nu eenmaal geen Koreaans, Maleisisch of Japans beheers en dus aangewezen ben op Engelstalige blogs), met de nodige botsingen tussen Westerse en Chinese cultuur tot gevolg;

3) ...er tussen diezelfde expats soms een vreemd en naar mijn mening nogal misplaatst gevoel van solidariteit heerst, gecombineerd met een spottende maar niettemin aanwezige afkeur van Chinezen en hun gewoontes - iets in de trant van: “En of we ernaar streven geaccepteerd te worden door Chinezen, maar laat ons hen toch maar even lekker in de zeik zetten, want wat zijn ze toch grappig!”. Een gevoel dat ook mij occasioneel wel eens bekruipt, zij het in een wat eerbiediger variant…

4) ...er in China een heleboel plaatsen zijn die door ondergetekende en zijn vriendin nog moeten (en zullen! mark my words!) bezocht worden. Niet meegerekend: plaatsen in Jinan, die reken ik als gezien, zucht... : - ) (behalve de zoo; met de taxi zullen we daarheen gaan, al is het om ons ervan te vergewissen dat Chinezen colablikjes leeggieten op de dieren aldaar aanwezig, en hen vervolgens - op niet geheel geweldloze wijze - terecht te wijzen)

5) ...bloggen een verschrikkelijk dwaze maar dikwijls even genietbare waste of time is; onvoorstelbaar hoeveel mensen schijnbaar niets beters te doen hebben dan hun dagelijkse rompslomp publiek te maken, onderwijl benadrukkend dat ze zich er zelf maar al te zeer bewust van zijn hoe oninteressant/interessant het relaas van hun dagelijkse beslommeringen is voor buitenstaanders… Voor u iets zegt: ja, ook ik beken schuld. Tevens haat ik bloggers een beetje omdat ze mij van mijn vrije tijd beroven, het lijkt wel of ze allemaal (of toch degenen die schrijven over China) met gebundelde krachten dingen naar mijn aandacht. Jullie hebben ze! Nu goed!?

In de kantlijn vind je een selectie blogs die zeer de moeite waard is, hetzij om de humoristische ondertoon waarmee de auteur zijn/haar verblijf in China beschrijft, hetzij om de rake observaties met het oog op reeds genoemde cultuurbotsingen…

Voorts ben ik al sinds enige tijd geveld door het fotografie-virus, wat eigenlijk gewoon inhoudt dat ik koortsachtig (lees: als een zot) alles wat aan de lens van mijn Lumix kan worden blootgesteld ook effectief fotografeer, eerder dan dat ik als een ervaren fotograaf rustig wacht tot een geschikt subject zich aan mij aandient. Alledaagse taferelen die nogal verschillen van wat je op een doordeweekse dag in het Leuvense zou tegenkomen, interesseren mij het meest. Verschoning, Chinglish is zonder twijfel het leukst om op foto te vatten. Of nee, doe mij maar Chinese vervoersmiddelen (met de quad op het voetpad? hey, mij niet gelaten!). Niet zelden leidt dit wispelturige gedrag tot frustratie bij mijn geliefkoosde vriendinnetje, die mij deze hobby echter maar al te zeer gunt (tenzij anders beweerd in één van haar posts : - )). Anyway, voor nieuwe foto's, begeef u naar Picasa!

Toegegeven, na een tijd sta je nog maar zelden stil bij al hetgeen anders is, en moet je echt al een soort van comparatieve studie maken wil je tot een helder besef van al die verschillen tussen Oost en West komen.

Greetzz

Sid

P.S.: Ook ik ben aan het verzamelen geslagen, zij het in wat kitscheriger branches, met name:

+reclameposters voor sigaretten en booze uit het Shanghai van de jaren 30
+plastieken (???design-???) muizen met bewegende ledematen, elk van hen met verschillende opdruk en refererend naar stripfiguren en/of superhelden;
laugh all you want, binnen tien jaar bereikt hun marktwaarde ongeziene hoogten en wilt iedere Europeaan er één! Gesteld dat de Chinese speelgoedmarkt dan nog toonaangevend is, en ze het zoveelste loodverfschandaal (of wat zat er op die treintjes van Fischer Price dat er eigenlijk niet hoorde te zitten?) heeft overleefd…

maandag 26 november 2007

Panjiayuan en haar snuifflesjes...


Volgende week bevinden Sid & ik ons terug in Beijing alwaar de gigantische
antiekmarkt panjiayuan ons weer mag verwachten! Die plek is zo geweldig
dat ze een 6e bezoekje en een blogpost meer dan waard is.

Wat kan je hier allemaal vinden? Alles! Een greep uit het assortiment:
Meubels, jade, schilderijen, boeddhabeeldjes, communistische prullen, juwelen, doosjes, theepotten, kalligrafie, zijde, wierookbranders en allerhande andere geweldige spulletjes.
Antiek is 90% ervan zeker niet, en het merendeel van de boeddhabeelden werd zonder schroom gestolen uit tempels… Maar het blijft fijn om hier je afbied-skills te testen en zo allerlei mooie dingen op de kop te tikken. Grote stukken kan je zelfs probleemloos laten verschepen naar België, als dat geen service is!

Vele buitenlanders en tourgroepen beginnen ook de weg naar deze markt te vinden wat stevig afbieden echt wel noodzakelijk maakt. De doorsnee westerling heeft géén idee van realistische prijzen en overbetaalt alles gigantisch! Je kan meestal kopen aan één tiende van de vraagprijs. Voor ons is het dan ook vaak hilarisch om te horen hoe de Chinese handelaren de westerse langneuzen (dabizi, zo worden we wel eens genoemd) uitlachen als ze weer maar eens overbetalen!

Zelf vind ik het vooral leuk om op Panjiayuan mijn verzameling “snuff bottles” uit te breiden!
Gekke hobby denken jullie misschien maar duizenden delen ze met mij, kwam ik sinds kort te weten. Er bestaat
zelfs een International Chinese Snuff Bottle Society, klinkt chique hé! Chinese snuifflesjes zijn dat ook! Ze bestaan in vele varianten, worden met de grootste precisie gemaakt en kennen een interessante geschiedenis.

De snuifflesjes werden naar alle waarschijnlijkheid rond 1600 door de Jezuïeten China binnengebracht.
Meest voorkomende materialen zijn jade, glas, metaal, porselein, koraal, steen, hout, hoorn, enzovoort. Ze werden gebruikt om tabak in te bewaren, want er werd geloofd dat deze tabak gunstig was voor het genezen van hoofdpijn, maagklachten, verkoudheden en allerlei andere kwaaltjes. De flesjes groeiden echter al snel uit tot statussymbool, en bijna meteen werd verzamelen ervan een nationale hobby! Dat bleef het tot vandaag.

De meest bekende variant van het snuifflesje is waarschijnlijk die met de glazen wand langs binnen beschilderd. Zelf heb ik tot nu toe voornamelijk houten en hoornen flesjes gekocht, die werden gebruikt door de literaire elite bij wijze van tegenreactie op de chiquere variant gebruikt door de ambtenaren aan het hof. Zie hier mijn verzameling, zijn ze niet mooi?


Hopelijk kan ik deze volgende week weer wat uitbreiden! Ik weet het jullie te vertellen…

Veel liefs,

Sophie x x x

donderdag 22 november 2007

Een poosje verpozen in Jinan...

Jinan-city

“Houd de weersveranderingen goed in het oog”, waarschuwde een verkouden doch opmerkzame Pang laoshi (huisbazin) ons al bij haar vorige, vluchtige bezoekje. Jazeker, Pang met de scherpe ogen, aan wie zelfs de kleinste klimatologische fluctuaties niet onopgemerkt voorbijgaan, heeft gelijk als ze aanmaant tot voorzichtigheid. Het klopt dat niet alleen in Jinan, maar in geheel Noord-China de winter stilaan opsteekt, en zo wordt vooral de nood aan thermisch ondergoed (op voorhand aangekocht in een Leuvense vestiging van “Damart”, de uiterst onsexy doch zeer handige winkel voor vrouwen op leeftijd) mettertijd groter. Binnenkort zal ondergetekende zich zowaar zelfs wagen aan het dragen van een muts, ongetwijfeld met hilarische en op foto vastgelegde taferelen tot gevolg…

De sfeer in onze klas is er één van ongeziene gezelligheid, met een ‘ons-kent-ons’-gevoel en allerlei toffe karakterkoppen, de meesten van hen redelijk vlot in de omgang en allen amusant op hun eigen manier. Met enige tegenzin en ook nagenoeg onvoorbereid namen we begin deze week opnieuw de lessen op. Geen reden tot paniek, zo bleek toen we merkten dat onze afwezigheid tijdens de examenperiode ons door niemand kwalijk werd genomen. Leerkrachten prezen ons zelfs om onze initiatiefname en vroegen ons “of we wel goed genoeg uitgerust waren” na zulk een lange periode van afwezigheid en onvermoeid reizen, tongxue (klasgenoten) informeerden dan weer geïnteresseerd en in detail naar onze whereabouts van de laatste weken. Inmiddels zijn we in de spreekles aan het debatteren geslagen, en buigen we ons over heerlijk irritante vraagstellingen als ‘Ben je voor of tegen samenwonen voor het huwelijk?’. In een Chinees debat mag iedereen trouwens gewoon om beurt zijn zegje doen, en wordt het concept van vurig met mekaar in discussie treden eerder subtiel afgewimpeld dan op prijs gesteld.

Naar verluidt lag het niveau van de examens erg laag, en werd er door sommigen zelfs gespiekt (niet hetgeen je zou verwachten van uitwisselingsstudenten of mensen die speciaal een studentenlening aangaan om zich hun opleiding hier te kunnen veroorloven). Volgens Guanzheng, een goede vriendin uit Beijing, wordt er door schoolgaande Chinezen naarstig op los gespiekt (ook zijzelf doet het), een gegeven dat de door Chinezen zo hoog in het vaandel gedragen en tevens maatschappelijk opgelegde leergierigheid (want hoe ver kom je hier als niet-boekenwurm?) toch een beetje tenietdoet.

Foodstuff

Recentere ontdekkingen in de plaatselijke supermarkt: gezouten/ongezouten Ierse (?) boter, Frans + bruin brood, de heerlijkste kerstomaatjes, Kinder Bueno’s…

Wat ik niet meer zal doen: eten in om het even welke vestiging van KFC, gerund door een zootje ongeregeld, mensen die er geen bal om geven dat ze hun klanten opzadelen met best wel hardnekkige darmbacteriën, die op hun beurt ook niet al te zeer inzitten met de gezondheid van hun gastheer. Conclusie: back to the drawing board, het fastfood-concept is er eentje voor de prullenbak en heeft onvoorwaardelijk afgedaan…

Misc.

Binnen anderhalve week is het zover en komt Sophie’s mama samen met haar beste vriendin afzakken naar Beijing! Dat belooft een emotioneel weerzien te worden, eentje voor in de films vermoed ik… Wij zijn alvast voorbereid op de komst van deze twee leuke Belgische meiden en zullen hen met het grootste plezier wegwijs maken in steden als Shanghai, Suzhou en Hangzhou (“In de hemel is er het paradijs, op aarde zijn er Suzhou en Hangzhou”). Het verdere verloop van hun verblijf zal naar goede gewoonte gepubliceerd worden op deze blog…

Vastberaden hier niet bij de pakken te blijven zitten, zijn we bovendien weer aan het plannen geslagen, ditmaal met het oog op een wat langdurigere en zuidelijker georiënteerde excursie. Ons mentale kompas gebiedt ons koers te zetten naar het zuiden van China, alwaar wij 1) de culturele en culinaire delights van provincies Fujian, Guizhou, Yunnan, Sichuan en 2) een ‘zon-zee-strand-kokosnoot-cocktail’-vakantie in Hainan, China’s very own Hawaii (tevens op dezelfde tropische, equatoriale breedteligging) zullen tegemoet gaan. Daarvoor zal ik overgaan tot de aanschaf van één kwalitatief mogelijk minder hoogstaande, doch daarom niet minder bruikbare trekking-rugzak van redelijk formaat, kwestie van naast de schriftelijke planning van onze reis ook het praktischer aspect ‘A.S. Adventure’-gewijs in orde te brengen.

Verder dringt zich al lang de noodzaak van een fiets aan ons op: steeds weer een taxi nemen begint zo stilaan wat decadent aan te voelen (ook al kost een ritje hier doorgaans 75 eurocent) en de gigantische omweg die we iedere ochtend weer maken naar ons lesgebouw lijkt somehow aanvaardbaarder op twee wielen…

Ziezo, dat was het dan weer; zo meteen trek ik erop uit, met fototoestel in de hand, rondom speurend naar enkele leuke kiekjes die het posten waard zijn… Tot zeer binnenkort!

Sid

maandag 12 november 2007

Genieten!

Dag Iedereen,

Hier spreekt Sophie, terug live vanuit… Jinan! Even een berichtje over zowat vanalles.
Zoals hieronder al beschreven hebben we de voorbije 2 weken niet stil gezeten.
Ik ben er nu ook absoluut van overtuigd dat het de juiste beslissing was om reizen prioriteit te geven, het is zo heerlijk! Vele verschillende plaatsen leren kennen in China geeft een ongekende voldoening, en het is nog verrijkend op verschillende gebieden ook.

Door voor de Chinese manier van transport te kiezen leg je heel makkelijk contacten…
Zo zaten we in Henan bijvoorbeeld uren op een gammel busje dat door het platteland schokte en hadden we een gezellig gesprek met een heel lief koppel. Zij waren afkomstig uit de provincie Liaoning en hadden een buitenverblijfje in Hainan, het paradijselijke eiland in het zuiden van China. Op het einde van de rit werden we dan ook welgemeend uitgenodigd om tijdens de winterperiode een vakantie naar Hainan in te lassen & bij hen te verblijven. Die gastvrijheid hier dat bewonder ik zo! Kdenk dat we ook wel op het aanbod zullen ingaan.

Hierbij denk ik ook aan onze bovenburen. Vorige week was mijn lieverd erin geslaagd om ons buiten te sluiten uit ons eigen huisje... Sleutel vergeten mee te nemen en eens de deur dicht valt is er geen weg meer naar binnen. Huisbazin gebeld en we mochten een reserve sleutel komen oppikken. 2 taxiritten later bleek die sleutel echter niet de juiste te zijn! Lichtjes in paniek stonden we daar om 9u ’s avonds in de ijskoude gang toen onze bovenburen passeerden. Een koppel met een zoontje van rond de 5, nog nooit eerder gezien. Ze zagen meteen wat het probleem was, zonder aarzelen belde ze 2 slotenfirma’s op en kreeg een slotenmaker te pakken die nog bereid was te komen. In afwachting van die man zijn komst werden we uitgenodigd bij onze buren thuis. We kregen de beste thee & koekjes. Na een uurtje konden we terug binnen, en we hebben er een gezellige avond aan over gehouden! Buren helpen elkaar uit de nood zeiden ze, voor hen sprak de situatie vanzelf! We gaan hen bedanken met chocolade, altijd gewaardeerd hier.

We hopen ons in de nabije toekomst ook wat meer Jinanese vriendjes & vriendinnetjes te maken, al lijkt dat momenteel nog steeds niet zo vanzelfsprekend. Op de campus zijn we voor velen eerder een rariteit waar je met grote ogen naar kijkt ipv een kans om Engels te oefenen of wat dan ook! Laat staan vrienden maken. Daar moeten we dus dringend proberen verandering in te brengen… Mijn beste Chinese vriendin Ping leeft nu in Singapore, kmis haar heel erg! Maar in december komt ze hoogstwaarschijnlijk terug naar China om het huwelijk van een vriendin bij te wonen in Xiamen, aan de zuidkust! Sid & ik zijn ook uitgenodigd dus de ideale setting om haar terug te zien.
Het voorbije weekend werden we in Peking ook uitgenodigd door het nichtje van Ping om "huoguo" te gaan eten, hotpot! Komt neer op Chinese fondue maar is toch niet gelijk aan de Belgische variant. In de pot zit een soort van bouillon op smaak gebracht met gember en er is keuze tussen een pikante of gewone variant. Guanzheng, zo heet de lieverd, nam ons mee naar een plek waar iedere gast speciaal zijn eigen hotpotje heeft zodat ik, vegetariër, ook zorgeloos kon genieten van het eten. Erg begripvol! De bloemkool en brocolli kwamen er heel lekker uit en wil ik wel wat vaker eten hier.

Met de Koreanen in onze klas klikt het ook véél beter dan verwacht! Er heersen onder uitzendstudenten veel vooroordelen tov Koreanen, maar bij nader inzien totaal ongegrond! Koreanen zijn naast vlijtige studenten ook gezellige mensen die graag plezier maken.
Het meisje waar ik het best bevriend mee ben is Liziyin, die houdt ons ook op de hoogte van wat er in de les gebeurT als wij er niet zijn. Echt een lieveke! Deze week komt ze naar onze foto’s kijken van de reisjes en haar andere landgenootjes komen ook snel hierheen om een kookavond te houden. Wij gaan hen (met weliswaar beperkte middelen) de Belgische keuken doen proeven en zij ons de Koreaanse natuurlijk! Wordt vervolgd…


Binnen 3 weken komt mijn liefste mama en haar goede vriendin Irène alweer mijn kant uit, Ik kan bijna niet wachten… Er zal dus weer vlijtig gepland worden de komende tijd, maar we doen niets liever hé!

woensdag 7 november 2007

Heen en weer...

Howdy, allemaal!

Vanwege onze drukke reisagenda in het algemeen en de gebrekkige/afwezige internetvoorzieningen op onze plaatsen van bestemming in het bijzonder is er enige vertraging geslopen in het anders zo onvermoeibaar en consequent updaten van onze blog, waarvoor ons beider excuses… We hebben de voorbije twee weken een heleboel geweldige plekken bezocht, waarvan getuige het beeldmateriaal dat, for your viewing pleasure and utter enjoyment (of zo hopen we toch), publiekelijk valt te bezichtigen op Picasa…

Sophie en ik keerden vorige week woensdag alweer zeer tevreden terug van een vruchtvolle trip naar het steeds weer even schitterende Beijing, dit keer in het gezelschap van Sophie’s papa en diens vriendin Ann. De gekte rond de Olympische spelen woedt in de hoofdstad zo mogelijk nog heviger dan tevoren (Olympisch radionieuws, het Olympische logo overal waar je kijkt, flagship stores waar de sowieso al niet uit het gezichtsveld te branden Olympische mascottes worden verkocht in allerlei uitvoeringen, Chinezen die zichtbaar opfleuren bij het horen van de naam Jacques Rogge – 'Dzsjaakeuh Loggaa' voor de goede Chinese verstaander - enz…) en iedere confrontatie met deze onwaarschijnlijk op de voorgrond aanwezige hype doet ons steeds meer vermoeden dat China afstevent op een roemloze ondergang in de schaduw van de door haar eens zo bejubelde Aoyunhui (afkorting van de Chinese transcriptie voor de Olympische Spelen). Hoe het ook zij, een reisje naar Beijing is zijn geld meer dan waard en deze stad heeft ons tot nader order nog in geen enkel opzicht teleurgesteld. Voor de heerlijkste zeepaardjes en cicaden op een stokje (die laatste zijn rare beestjes die, wanneer levend, een geluid uitbrengen dat lijkt op het ‘getsjirp’ van een krekel en er op een stokje al wat minder spraakzaam uitzien) begaven we ons naar een eetstraatje gelegen achter Wangfujing, één van China’s bekendste winkelstraten. De winkelervaring op zich is er wat magertjes, niet verwonderlijk in een land waar men eerder winkelt om (al winkelend) gezien te worden dan voor het vergaren van koopwaar zelf. Zijn prullen gemaakt uit veelkleurige jade voor jou het hoogste goed en ben je nog steeds naarstig op zoek naar die ene lichtgevende insectensleutelhanger of Mao-aansteker om aan je collectie toe te voegen, dan houd je er wellicht een andere mening op na. Bij doorsteek via de voetgangerstunnel onder de Dongchangan Dajie, de belangrijkste verkeersslagader van centrum Beijing, viel ons op hoezeer de geëmotioneerd zingende straatmuzikant in contrast stond met de bedelaars wat verderop. Bedelaars tref je hier in China overal aan, dikwijls neergeknield in de meest onderdanige en pijnlijk uitziende posities, en niet zelden met duidelijk zichtbare brandwonden en/of afgezette ledematen. Niet voor gevoelige zielen dus, zo’n bezoekje aan deze anders zo charmerende grootstad, waar de op het eerste zicht minder zichtbare tekenen van armoede scherp afsteken tegen een achtergrond van voorspoed en vooruitgang. “Ik hou van Bejing, ik hou van 2008 (bizarre liefdesverklaring als je het mij vraagt), ik hou van de Olympische spelen!!!”, luidde de nogal hilarische reclameboodschap op de radio bij het instappen in de taxi die ons op de tweede dag van ons korte verblijf naar het uit het centrum gelegen Zomerpaleis bracht.

In Beijing is het klimaat de laatste tijd onderhevig aan heuse schommelingen (en in het bijzonder forse dalingen), het gevolg van Siberische ijswinden die de laatste tijd met een wat groter gemak dan anders hun weg vinden naar Noord-China. Allerminst gekleed op dergelijke weersverschijnselen maar uitzonderlijk vastberaden om ze desondanks het hoofd te bieden, gingen wij de deur uit en begaven we ons naar allerlei interessante oorden.

Voor het eerst zou ik de pracht en praal van het Zomerpaleis, het ‘optrekje’ van China’s laatste regerende keizerin-weduwe, kunnen gadeslaan. Sophie, die dit befaamde en immens grote park bij haar eerste rondreis door China al had bezocht bij helder weer, vond de mist waarin het aanpalende meer gehuld was een beetje oneer aandoen aan het uitzicht. De Siberische ijswinden lieten zich tijdens ons boottochtje op het meer des te harder voelen, maar gehard als we zijn lieten we de barre weersomstandigheden niet aan ons hart komen. Behalve de koude gaf ook de aanblik van keizerin Cixi’s marmeren boot ons huiveringen, kippenvel zelfs. (Weetje: deze decadente en vrij nutteloze marmeren constructie, waarin de veredelde bad- en eetkamer van reeds genoemd keizerin waren ondergebracht, werd gebouwd met geld dat bestemd was voor - oh, the irony - de zeemacht) De gevatte taxichauffeur die ons nadien naar de bekendste (fake-) antiekstraat van de stad bracht liet verstaan dat China “mensen produceert” en wist van geen (sociale nog architecturale) veranderingen die in het licht van de Olympische spelen in zijn stad de kop opstaken. Na ons bezoek aan dit straatje stilden we de honger in respectievelijk een KFC (Sophie) en een Chinese fastfoodzaak (ik), en onderweg pikte ik nog enkele bootleg-DVD’s (erbarmelijke kwaliteit maar heerlijk goedkoop) mee om in alle rust te bekijken vanuit de leren fauteil die prijkt in onze woonkamer, eens teruggekeerd naar onze stad van oorsprong. De volgende ochtend zouden we Sophie’s papa en vriendin Ann ophalen in de luchthaven. Met hen in ons gevolg zouden we een aantal vaste waarden van Beijing aandoen (Panjiayuan, Yonghe Gong, Tian An Men, Wangfujing…) en zullen we ons met ingang van deze donderdag wagen aan enkele nieuwe ontdekkingen (Pekinese hutongs – overblijfselen van de oorspronkelijke Pekinese woonwijken – per fiets en ook de Grote Muur).

Vorige week:

Chengde

Dit stadje ligt op zo’n 4 uur rijden met de trein van Beijing, en gezien de Noordelijke ligging van deze stad (weliswaar nog steeds in de provincie Hebei) bereikt het kwik er temperaturen die eerder kenmerkend zijn voor nog Noordelijker gelegen provincies als Liaoning en Jilin. Jammer genoeg nog steeds getooid in Beijing-klederdracht (underdressed op z’n minst) maar wel lekker warm vanbinnen kwamen we aan in het uitnodigende station van deze ruime maar overzichtelijke stad. Op weg hiernaar waanden we ons zowaar passagiers op de Trans-Siberië-express: de opkomende zon en de matige snelheid waarmee onze trein doorheen valleien en langs dorpjes met besneeuwde daken bolde stelden ons te meer in staat te genieten van de typerende uitzichten en de adembenemende schoonheid van dit betoverende deel van Noord-China. In Chengde checkten we in in het Shanzhuang Binguan Hotel, dat haar naam voor een stuk ontleent aan de voornaamste bezienswaardigheid van de stad, de Bishu Shanzhuang, waaraan Chengde tevens haar voortreffelijke reputatie te danken heeft. Bishu Shanzhuang kan letterlijk worden vertaald als ‘optrekje in de bergen om te schuilen voor/ontkomen aan de warmte’, en werd na haar bouw in opdracht van keizer Kangxi door latere Qing keizers gebruikt als oord van ontspanning, meer bepaald in de zomer, wanneer de Pekinese temperaturen de pan uit rezen (dat doen ze in de zomer nog steeds trouwens) en het Verboden Paleis dus maar weinig verkoeling meer bood. De keizer en zijn gevolg deden er zo’n 7 dagen over om tot hier te geraken, en een zogezegde Keizerlijke memorial (een soortement berichtgeving vanwege de ministers aan de Keizer) kon door een overijverige gezant binnen de 2 dagen worden afgeleverd. De vertrekken van de keizer, vele van hen opgetrokken uit de aangenaam geurende houtsoort nanmu, nemen slechts een fractie in van het eigenlijke domein, dat z’n 500 hectare beslaat en omringd wordt door een 10 km lange muur. Ik was in het bijzonder erg geïnteresseerd in het zien van de Wenjin Chamber, een twee verdiepingen tellend gebouw, niets meer dan een hutje eigenlijk, dat gedurende de Qing-dynastie onderdak bood aan 2 van China’s bekendste en meest omvangrijke encyclopedische werken, nl. de gujin tushu jicheng en de siku quanshu.

Om te garanderen dat de keizer niet aan zijn plichten als ‘zoon van de hemel’ - zeg maar als religieuze ‘voorman’ van zijn rijk - zou verzaken door een afwezigheid van tempels waar hij ceremoniële offers kon voltrekken, heeft men in de stad ook 8 schitterende tempels neergeplant, de meest indrukwekkende zijnde Putuo Zongcheng, een op kleine schaal gebouwde kopie van de Potala-tempel in Lhasa, op zich zowat het bekendste (religieuze) symbool van Tibet waarvan de voorgevel bij menigeen belletjes zou moeten doen rinkelen. (NB: op hogesnelheidstreinen worden gratis flesjes Tibetaans bronwater uitgedeeld, kwestie van aan de treinreiziger duidelijk mee te geven dat dat volkje toch niet voor niets wordt gedomineerd door China... China’s fikse wurggreep over de ‘provincie’ Qinghai levert dus prima bronwater op...). Deze tempel is op zich al een klein architecturaal wonder waarvan de aanblik je mond doet openvallen, en een heldere blauwe hemel op de achtergrond doet je als bezoeker het tempelcomplex enkel met meer ontzag betreden. De beklimming is meer dan de moeite waard, niet alleen omwille van de uitzichten over de omringende heuvels en de muur die reeds genoemde natuurpark omringt, maar ook omwille van de geweldig mooie constructies binnenin, o.a. een tempelhal met gouden dak te midden van een soort courtyard, op haar beurt omgeven door 3 verdiepingen met zuilengangen die nu fungeren als tentoonstellingsruimten maar vroeger de eigenste privé-vertrekken waren van de monniken van deze tempel.

De Puning-tempel tenslotte ligt in een rustig straatje zonder verkeer en biedt onderdak aan ’s werelds grootste beeld van een staande Guanyin, ook Avalokitesvara genoemd. Dit beeld, door onze draagbare reisgids (een boek welteverstaan, geen klein mannetje dat in je zak past of iets dergelijks, hoe kom je daar nou toch bij...) terecht omschreven met weinig aan de verbeelding overlatende bijvoeglijke bepalingen als ‘jaw-dropping’ en ‘heart-arresting’, was de kers op de spreekwoordelijke taart, neen, kerststronk (want het was er echt wel koud).

Henan – Zhengzhou, Dengfeng, Luoyang, Longmen

Met de nachttrein vertrekkende uit Jinan kwamen wij zaterdagochtend aan in Zhengzhou, waar de talrijk voorhanden zijnde toiletvoorzieningen ons noopten tot een korte tussenstop, en wij onmiddellijk nadien de bus namen richting Dengfeng, een charmant stadje dat als centraal gelegen uitvalsbasis zou dienen voor onze verdere verkenningen van de provincie Henan.

Details nachttrein: 4 hard-sleepers, luid snurkende Chinezen die zich voor slapengaan elk een fles Qingdao-bier man maakten (het resulterende geluid van 4 halfdronken, in koor snurkende Chinezen heeft veel weg van een kolossaal zeemonster dat aan de oppervlakte komt om adem te halen).

Duur: 10 uur

In Dengfeng is men op z’n zachtst gesteld niet erg vertrouwd met de basics der Engelse taal, waarvan getuige onderstaande opschrift, aangetroffen op de badkamerdeur van onze hotelkamer in het Songshan Yingbinguan hotel (letterlijk gekopieerd en dus niet ‘gedramatiseerd’):

“Behind the fruit juice, may happy, the tea as well as the oil bathes moistly sends easily the turban class (bedoelt men hiermee Arabieren? of Hindoes misschien?) which provides the room in, the cloth grass causes the pollution to be thoroughly unable thoroughly to be clean (gras dat groeit op een doek? redelijk verontrustend, me dunkt), if not carefully will appear the pollution according to the price to compensate. In order to avoid for you bringing the nonessential economic loss (in tegenstelling tot keineig, onmisbaar verlies??), the guest room center has the disinfection the free towel to use for you. if needs please to send a telegram 2388 or 2338, we can promptly deliver for you. In the room the cloth grass, the turban class, the toothbrushing gear and so on may duplicate uses (allright!). If must replace, please with the floor service desk relation. Thank you the cooperation.”

Shaolin tempel nabij Dengfeng
In de scenic spot aangelegd rond deze wereldvermaarde hoofdtempel en de haar omringende nevenattracties draait de machine der commercie op volle toeren. De opzichters beroepen zich erop al miljoenen bezoekers over de vloer te hebben gehad, en naar alle waarschijnlijkheid heeft elk van deze bezoekers net als wijzelf diep in de zakken moeten tasten voor het ophoesten van de hoge prijs voor een toegangsticket (10 euro!!). De begroeiing en natuurlijke ligging van het domein verlenen aan de tempel en de omliggende gebouwen een mystiek aura, en de tempel in het bijzonder roept beelden op van strijdende Shaolin-monniken, wiens gevechtskunsten tot over de landgrenzen heen faam hebben vergaard. De monniken verkochten er ook naarstig souvenirs, wat doet vermoeden dat hun talenten zich niet enkel beperken tot het sierlijk uitvoeren van gevechtsroutines in ‘praying-mantis’ of ‘schorpioen’-stijl (ook 'kikker-boksen' bestaat trouwens, zij het als weinig efficïente en eerlijk gezegd nogal ‘silly’ variant op de andere stijlen waarbij een heleboel idiote sprongetjes het voornaamste kenmerk vormen), neen hoor, ook het aan de man kunnen brengen van waardeloze Shaolin-rommel behoort tot de waaier aan vaardigheden waarover een Shaolin-adept dient te beschikken. Bij een rit doorheen de stad zie je dat Dengfeng behalve aan de nabijgelegen Shaolin-tempel haar faam ook te danken heeft aan de vele Wushu-instituten die her en der het landschap uitmaken. Als je ’s ochtends door de stad rijdt of wandelt kan je een indrukwekkend tafereel gadeslaan waarbij tientallen, zoniet honderdtallen jongetjes zich allerlei routineuze gongfu-bewegingen meester maken en ze tot in de perfectie herhalen tot aan de middagpauze.

Met een klein en naar onze mening al te gammel busje zou men ons de tweede dag voor anderhalve euro naar Luoyang (tot de 12de eeuw lange tijd de Chinese hoofdstad) brengen, van waaruit we de taxi konden nemen naar Longmen. Na een tweetal ritjes met zo’n minibusje concludeer je al snel dat het de Chinese gewoonte is om over de hele lengte van de rit steeds nieuwe passagiers op te pikken op willekeurige plaatsen langs de baan, hoe volgestouwd het busje in kwestie ook is. Gas geven en meteen ook weer terugnemen dus, en met heel wat vertraging maar ook met een hoop interessante medereizigers aan boord geraak je uiteindelijk op je bestemming. Gelukkig was die bestemming er een heel mooie, Longmen is namelijk de plek waar een heleboel Boeddhistische beeldhouwkunstenaars uit dynastieën Wei en Tang (voor de leken onder jullie: een tijdje geleden) op het idee kwamen wat aardige iconen en beelden van veelsoortige Boeddha’s in rotswanden te houwen, wat een veelheid aan indrukwekkende nissen met dito beeldhouwkunst opleverde. Pronkstuk is de 17 meter hoge Sakyamuni, wiens gezicht een ongeziene sereniteit en inwaarts gekeerde rust uitstraalt (gelijkend op maar zeker niet te verwarren met zelfvoldaanheid...), en wiens gedetailleerde gelaatskenmerken je vol verbijstering doen mijmeren over vervlogen tijden. Een groot deel van de beelden is als gevolg van willekeurige verwoestingen in tijden van oorlog en vernietigende wanpraktijken vanwege anti-Boeddhistische beeldenstormers of pioniers/slaafse volgelingen van de recentere Culturele Revolutie geheel of gedeeltelijk vernield geraakt, een betreurenswaardige chain of events die dit grottencomplex echter geen oneer aandoet. De Xiangshan-tempel, gelegen aan de overkant van de Gele Rivier (over dewelke Sakyamuni ogenschijnlijk met goedkeurende blik toeziet) en ooit nog het zomeroptrekje van Chang Kai-Shek en diens vrouw Song Meiling, verleidde ons tot een bezoekje met de rustgevende galm van haar welluidende klok. Ook de tombe van gevierd Tang-dichter Bai Juyi (die het moest hebben van zijn sarcastische schrijfstijl en het lef om met behulp hiervan en van het medium Yuefu – een traditionele Chinese versvorm - de sociale ellende uit zijn tijd aan te kaarten) bevindt zich in dit tempelcomplex dat rust uitstraalt vanwege haar hoge ligging op de rug van een heuvel, langs dewelke haar verschillende hallen verspreid liggen.

Eergisteren (dinsdag) kwamen we, na alweer een hobbelig maar allerminst slapeloos (van het wiegen van de trein ga je effectief indommelen) ritje met de nachttrein, terug aan in Jinan, waar de Baotu Springs, het Daming Hu en ook de Thousand Buddha Mountain wederom hun geheimen aan ons hebben geopenbaard (we zijn inmiddels ook in het bezit van een uiterst voordelige jaarkaart, die ons toelaat deze 'picknickgelegenheden bij uitstek' het hele jaar door à volonté te bezoeken…)

Ziezo, dat was het, morgen smeren wij ‘m alweer richting Beijing om onze reisgezellen op het vliegtuig met bestemming ons regeringsloze Belgenlandje te zetten. Vervolgens nog wat kunst bekijken in Dashanzi Art District, om nadien tevreden en met een heldere kijk op contemporaine kunst in China ons gewone leventje in Jinan te hervatten!!!

Wij groeten jullie!!! Bedankt voor de komst!

S & S

NB: Ondertussen is het beschamend erg gesteld met onze ‘attendancy rate’ aan Shandong University, in die zin dat ons aanwezigheidspercentage zich momenteel (en al een hele tijd) op niveau ‘nihil’ bevindt…